Oktober 2022
De Britse auteur Julia Blackburn is een oeuvrebouwer. Al haar boeken zijn met ragfijne draadjes aan elkaar verbonden, zowel wat betreft de onderwerpen die ze aansnijdt, de thematiek als de opbouw. Ze heeft een hoogst persoonlijke vorm van literaire non-fictie ontwikkeld, waarin ze haar eigen levensloop en persoonlijke overpeinzingen in verband brengt met onderwerpen in de buitenwereld die haar interesseren en waaraan ze zich spiegelt.
Dromen van de Karoo, uitgegeven door De Bezige Bij, is geïnspireerd op Specimens of Bushman Folklore. Dat eerdere boek van de taalkundigen Wilhelm Bleek en Lucy Lloyd werd al in 1911 in Kaapstad gepubliceerd. In Lied van de tijd (2019) beschreef Blackburn hoe ze het al op jonge leeftijd was tegengekomen in de openbare bibliotheek van Londen en erdoor gefascineerd raakte.
William Bleek en Lucy Lloyd hadden het tot hun levenswerk gemaakt om de met uitsterven bedreigde taal en de verhalen van een Zuid-Afrikaans volk van Bosjesmannen vast te leggen voor het nageslacht. ‘Ze waren er niet op uit de verhalen van de /Xam om te zetten in verwesterde sprookjes,’ aldus Blackburn, ‘maar presenteerden zorgvuldig opgetekende teksten die een levendig beeld schetsten van het aarzelende horten en stoten van een menselijke spreektaal, en van een complexe levensbeschouwing, compleet met tradities en herinneringen. De /Xam geven ons de kans de wereld met andere ogen te bezien.’ Het is een wereld waarin de levenden en de doden, de dieren en de mensen, het bezielde en het onbezielde met elkaar in contact staan en in elkaar voortleven.
De verhalen van de /Xam, waar Blackburn in dit nieuwe boek veelvuldig uit citeert, hebben een ongewone, poëtische zeggingskracht. Ze gaan over universele onderwerpen als de ouderdom, de dood, de strijd om het bestaan en de beproevingen die een mens moet doorstaan. Maar ze vertellen ook over een mythisch verleden en over de wreedheden die zijn begaan door de Trekboeren. In de loop van de negentiende eeuw pakten die witte indringers niet alleen hun land af, maar ze decimeerden ook de fauna, de kuddes wilde dieren waarmee de /Xam hun leven deelden en waarvan ze voor hun levensonderhoud afhankelijk waren.
Het duurde even voordat ik besefte dat de aantrekkingskracht van die verhalen deels terug te voeren was op de vertaalopvattingen van Bleek en Lloyd. Die twee negentiende-eeuwse taalkundigen (hij kwam uit Duitsland, zij uit Engeland) spanden zich een leven lang in om de 'kliktaal' van een zekere groep Bosjesmannen te leren kennen, de grammatica daarvan te doorgronden, de ongewone klanken die ze voortbrachten fonetisch vast te leggen, en hun verhalen in het Engels om te zetten. En daarbij vonden ze het belangrijk in hun vertalingen ook iets van hun afwijkende zinsbouw en orale verteltraditie te laten doorklinken.
Het waren geen vertalingen zoals we die tegenwoordig gewend zijn (waarin aansluiting wordt gezocht bij het idioom van de doeltaal), maar ze dienden vooral een academisch doel: inzicht verwerven in de aard van de brontekst, zowel verhaaltechnisch als inhoudelijk.
Een literair vertaler van nu wil niet het verwijt krijgen dat hij ‘exotiserend’ te werk gaat, ofwel: dat hij op de proppen komt met allerlei ongewone formuleringen en zinswendingen, terwijl het voor de sprekers van de brontaal om een doodnormale tekst gaat. Maar hier had ik te maken met negentiende-eeuwse vertalingen in het Engels die ik op mijn beurt in het Nederlands moest overbrengen, inclusief de fascinerende bevreemding die ze (misschien onbedoeld) wekten.
Het leek me nogal een waagstuk om dat te doen zonder er iets al te gekunstelds of zelfs denigrerends van te maken. Maar ik voelde me gesteund door de etnograaf Roger Hewitt, die veel geschreven heeft over de narratieve structuren in de verhalen van de /Xam. In verband met de vertalingen van Bleek en Lloyd spreekt hij over een taalgebruik dat ‘in the rigour of its attempted faithfullness to the /xam, is not embarrassed to pile up awkardnesses and to achieve, by a kind of accident, a luminous poetry of its own.‘*
En dus zette ik voor deze citaten de gangbare vertaalopvattingen van nu (tijdelijk) aan de kant en probeerde ik me te verplaatsen in de positie van twee negentiende-eeuwse linguïsten. Hoe meer ik dat deed, hoe meer ik tot het inzicht kwam dat ze niets liever wilden dan een bedreigde taal en cultuur zorgvuldig op papier vastleggen, voordat die orale traditie en de bijbehorende kijk op het leven voorgoed van de aardbodem verdwenen.**
En uiteindelijk voelde ik me ook gesterkt door het werk van Julia Blackburn zelf. Het ‘aarzelende horten en stoten’ van die verhalen, zoals ze het zelf noemt, spreekt haar misschien ook aan omdat ze zelf een auteur is die aarzelend haar weg zoekt, telkens terugkeert tot dezelfde thema’s, citaten herhaalt, eerdere verhalen herneemt en van alle kanten bekijkt, op zoek naar een ander perspectief.
Tracks Across Sand (Hugh Brody, 2013)
*Roger Hewitt, ‘Reflections on Narrative’. In: Pippa Skotnes (red.), Claim to the Country, The Archive of Lucy Lloyd and Wilhelm Bleek. Johannesburg, Cape Town & Athens, [2007]
**De taal van de /Xam is daadwerkelijk uitgestorven, maar het werk van Bleek en Lloyd vormt daar nog steeds de getuigenis van. Meer dan 150 notitieboekjes en talloze prachtige tekeningen en aquarellen zijn gedigitaliseerd en online te raadplegen op http://lloydbleekcollection.cs.uct.ac.za/.