Mei 2022
Groot-Brittannië kent een bloeiende traditie van literaire reisverhalen. Het ligt nogal voor de hand de oorsprong daarvan te zoeken in de overzeese handel en de historische expansiedrift van het eeuwenoude Britse Rijk. En zeker witte auteurs laden vandaag de dag dan ook al snel de verdenking op zich dat ze de wereld bezien met een koloniale en bevooroordeelde blik.
Daar staat tegenover dat die reisauteurs van oudsher vaak hardnekkige individualisten zijn die de strijd om de handel en de macht graag aan anderen overlaten. Bij voorkeur observeren ze vanaf de zijlijn hoe de wereld in elkaar steekt. Zelfs in eigen land zijn ze buitenbeentjes.
Voor Uitgeverij Oevers vertaalde ik een klassiek Brits reisboek uit 1926, Het geluk van de wandelaar, geschreven door Stephen Graham (1884-1975). De auteur is een schoolvoorbeeld van de excentrieke Brit die de meest afgelegen uithoeken van de wereld heeft bezocht en daar bijzonder onderhoudend over kan vertellen. Sinds het begin van de twintigste eeuw legde hij veelal in zijn eentje ellenlange afstanden te voet af, door het tsaristische Rusland, door grote delen van Europa (Frankrijk, Spanje, Italië, Duitsland, de Balkanlanden), over de Centraal-Aziatische steppe, door Noord- en Zuid-Amerika en ook in eigen land.
Graham leefde van zijn pen en had in 1926 al een aantal boeken op zijn naam staan. In Het geluk van de wandelaar overziet hij zijn zwerversleven en bezint hij zich op zijn drijfveren. Hij combineert wonderlijke, mooi verwoorde bespiegelingen over het plezier van het wandelen met praktische adviezen, wijze levenslessen en levendige anekdotes.
Het resultaat is niets meer of minder dan een ode aan het leven van de gelukkige wandelaar, een onderwerp dat ook de lezer en wandelliefhebber van nu zal aanspreken. Als één boek van hem de tand des tijds heeft doorstaan, is het dan ook dit. ‘Wandelen is een manier om in aanraking te komen met de natuur, de medemens, het binnenland, het buitenland, de schoonheid en het leven zelf. En het is een “kunst”, want je maakt je de vereiste geestesgesteldheid niet meteen eigen. Er is nog veel te leren, er zijn illusies die overwonnen dienen te worden. Er zijn vooroordelen en conventies waarvan je jezelf moet bevrijden.’ En, heel belangrijk voor een Brit: ‘Je geniet het grote voordeel dat je de samenleving kunt beschouwen van buiten alle rangen en standen.’
Portret getekend door
Vernon Hill, 1913, Public domain, via Wikimedia Commons
Graham weet dat hij zijn best moet doen om niet de arrogante, betweterige Engelsman uit te hangen, juist omdat hij beseft dat het zijn begrip voor andere volkeren in de weg staat. ‘Ondanks de hooggestemde ideeën die sinds mensenheugenis de wereld overgaan, is het nog steeds heel lastig voor vreemdelingen om met elkaar overweg te kunnen, om elkaar te waarderen en te begrijpen.’ Ook de taalbarrière speelt daarin een rol. In dat verband vertelt hij een aantal mooie anekdotes over wat er gebeurt als je andermans taal niet of onvoldoende beheerst.
Zelfs in eigen land kan dat tot problemen leiden, zoals hij uit eigen ondervinding weet. Ooit maakte hij een wandeling door Yorkshire, en het kostte hem de grootste moeite om zich daar verstaanbaar te maken. Op zeker moment kwam daar flinke heibel van.
Graham kreeg een glas rum voorgezet en toen hij dat weigerde, werd hem dat niet in dank afgenomen.
In het geval van een taalgrapje, een woordspeling, dubbelzinnigheid of spraakverwarring probeer je als vertaler vaak een mooi equivalent te vinden, een Nederlandstalig woord of een uitdrukking met ongeveer dezelfde lading. In dit geval leek me dat onwenselijk. Graham zet zichzelf hier te kijk als een hoog opgeleide Brit die een gedistingeerd BBC-Engels spreekt en ervanuit gaat dat iedereen hem dan wel zal verstaan. (In de Tweede Wereldoorlog zou hij zelfs nog bij de BBC gaan werken.) In zekere zin steekt hij zijn hand in eigen boezem. Het is een cultuurgebonden anekdote, en omdat dit boek ook nog eens non-fictie is, zou het vrij onzinnig zijn om twee mensen in Yorkshire ruzie te laten maken op grond van een Nederlandstalig misverstand.
Het behoud van dat Engelse woord room heeft trouwens een bijkomend voordeel. Voor het begrip van de anekdote maakt het niets uit, maar ik hoop stiekem dat ik niet de enige ben die als vanzelf moet denken aan een ander Brits buitenbeentje dat zichzelf graag te kijk zette.
Ik doel op Peter Sellers en een klassieke scène uit een komische misdaadfilm van bijna vijftig jaar later, The Return of the Pink Panther (1975). Het verhaal speelt zich af in Frankrijk, met zogenaamd Franse personages, en de Britse acteurs spreken elkaar dan ook aan met een theatraal nep-Frans accent. Dat slaat eigenlijk nergens op, en daar moet dan ook helemaal heibel van komen.
Meer informatie over leven en werk van Stephen Graham is te vinden in het voorwoord van het boek, geschreven door Mathijs Deen. Er is ook een website aan de auteur gewijd, opgezet door zijn biograaf Michael Hughes.